In november en december leren tweedejaars studenten geschiedenis van de Radboud Universiteit archiefonderzoek doen in het Regionaal Archief Nijmegen tijdens het vak Onderzoekslab. Binnen thematische werkgroepen schrijven de studenten een essay over een lokaal historisch onderwerp. De onderwerpen zijn elk jaar weer zeer uiteenlopend. De studenten zijn creatief en betrekken ook normaal gesproken minder geraadpleegde archieven in hun onderzoek. Jetze Boon schreef een essay - binnen de thematische werkgroep over infrastructuur - over de klachten over de elektrische tram in Nijmegen in de eerste jaren (1911-1914). Hieronder leest u een bewerking van dat essay!
De elektrische tram in Nijmegen
Om bij te dragen aan de ontwikkeling van Nijmegen tot populair 'rustoord' voor voormalig-Indiëgangers, besloot men eind negentiende eeuw over te gaan tot de aanleg van meerdere tramlijnen door de Waalstad. Om deze en andere leden van de gegoede burgerij ook daadwerkelijk de tram te laten nemen, werd verhinderd dat de tramlijn langs de armoedige benedenstad gelegd zou worden. Vanaf 1911 werden de bestaande lijnen onder beheer van de Gemeente Electriciteitswerken geplaatst en, zoals de naam al doet vermoeden, binnen een aantal jaar volledig geëlektrificeerd. In het archief van deze gemeentelijke organisatie is een uitgebreide collectie aan klachtenbrieven terug te vinden. Meer dan honderd klachtenbrieven uit de periode 1911 – 1914 bieden een interessant inkijkje in de opvattingen van Nijmegenaren in de eerste jaren dat de elektrische tram door Nijmegen reed.
(On)tevredenheid met de tram
In De Gelderlander en Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant werd uitgebreid verslag gedaan van de werkzaamheden en grote feestelijkheden rondom de uiteindelijke ingebruikname van ‘onze electrische’. De eerste berichtgeving lijkt uitsluitend positief te zijn geweest. Hoewel de elektrificatie van de Nijmeegse trams wat betreft stank- en geluidsoverlast inderdaad beschouwd kan worden als een vooruitgang op de situatie met stoom- en paardentrams, valt op dat een groot deel van de klachten na de elektrificatie juist op datgene gericht was. Zo komt uit deze brieven naar voren dat de nieuwe bovenleiding zonder overleg met eigenaren aan omliggende panden was bevestigd. Hierdoor hadden bewoners en winkeliers, maar ook hotelbezoekers, van de een op de andere dag last van een constant aanwezige zoemtoon. In meerdere gevallen duurde het maanden voordat dit probleem verholpen werd door de plaatsing van geluidsdempers, die bovendien helemaal uit Berlijn moesten komen. Ook klaagden meerdere mensen over de hoge rijsnelheid en de gevaarlijke situaties die hierdoor ontstonden. Dit lijkt te wijzen op een negatieve impact op de beleving van de tot dan toe relatief rustige straten in de Nijmeegse regio.
Vereisten en verbeteringen
Als het aan de tramgebruikers had gelegen kon de verdere uitbouw van het tramnet daarentegen niet snel genoeg gaan. Meerdere verzoeken om de tramdienstregeling beter te doen aansluiten op de aankomst- en vertrektijden van treinen, werden veelvuldig aangevuld met handtekeningenacties om te pleiten voor het behoud of de aanleg van tramhaltes. In de praktijk bleek de tramdienst namelijk deels ingericht te zijn op schoolgaande kinderen, die bijvoorbeeld vanuit Berg en Dal naar het Canisiuscollege of Meisjesinstituut aan de Kronenburgersingel gingen. Forenzen werden echter niet zelden in de kou gezet, doordat de laatste tram van die dag vlak voor hun neus wegreed. Ondanks het hoge aantal verzoeken lijkt vanuit het trambedrijf slechts beperkt gepoogd aan deze verzoeken te voldoen.
Dagjesmensen en toeristen
Reizigers waar maar al te graag rekening mee gehouden werd, waren de zogenaamde ‘vreemdelingen’ en ander uitgaanspubliek. Klachtenbrieven, maar ook reclamekrantjes en advertenties in de veelgelezen kranten wijzen er op dat er na een late voorstelling in de Vereeniging of een van de Nijmeegse bioscopen vaak een extra tram werd ingezet om het publiek naar huis te brengen. Een van de doelen van de tramlijn was dan ook om Duitse toeristen naar Nijmegen te lokken. Zij konden in Beek overstappen op een tramlijn naar Kleef, die weer moest concurreren met het eerder aangelegde treinspoor naar diezelfde stad. Van deze dagjesmensen is in de klachtenbrieven overigens weinig terug te vinden.
Flop of succesverhaal?
Of de Nijmeegse tramdienst een daverend succes genoemd mag worden, valt te betwijfelen. Al binnen een jaar veranderde de toon van de gepubliceerde artikelen en ontstond er kritiek op de beperkte reikwijdte van de tramlijn. De kleine uitbreidingen die in de jaren na de opening volgden konden het steeds verder uitdijende Nijmegen niet bijbenen en de Gemeente Elektriciteitswerken had in de jaren twintig te kampen met tegenvallende resultaten en oplopende tekorten. Kortom, de elektrische tram was niet alleen onbetaalbaar, maar bleef in haar jonge jaren voor velen ook onbereikbaar.
Lees hier alle blogs op de website van het Regionaal Archief Nijmegen.