Op 19 november ontving wethouder Vergunst het eerste exemplaar van een themanummer van Ex Tempore, het tijdschrift van de opleiding Geschiedenis van de Radboud Universiteit. Dit themanummer, gewijd aan cultureel-religieus erfgoed, bevat een artikel over de katholieke kerkschat van de Stevenskerk. Deze kerkschat ging aan het einde van de 16e eeuw verloren, maar dankzij een beschrijving uit 1589 weten we hoe deze schat eruit heeft gezien.
De inhoud van de kerkschat
Tijdens de Nederlandse Opstand (1568-1648) gingen vele katholieke kerk- en kloosterschatten in Nijmegen verloren, waaronder de kerkschat van de Stevenskerk. Gelukkig zijn er in het Regionaal Archief Nijmegen documenten waardoor we een glimp kunnen opvangen van de pracht en praal aan middeleeuws ‘myswerck’, dat het interieur van de Stevenskerk tot het einde van de 16e eeuw letterlijk glans gaf.
Kostbare kelken
In 1589 stelde de katholieke kerkmeester Joachim Kymp een inventaris op van de kerkschat. Dit is de meest uitgebreide beschrijving van de inhoud van de kerkschat die we hebben. In een zwierig handschrift beschrijft Kymp een rijkdom van tientallen zilveren voorwerpen. Hieronder zijn dertien kelken, deels geschonken door geestelijken en burgers. Andere kelken behoorden tot de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap en het dragersgilde.
De arm van Stefanus
De inventaris vermeldt verder een dertigtal zilveren schotels, pullen, hostie- en oliebussen, monstransen, kruisen, kistjes en de houder van de belangrijkste reliek van katholiek Nijmegen, de arm van de patroonheilige Stefanus. Deze houder droeg een ‘overoud’ opschrift met de naam van de heilige en was versierd met engelenfiguren.
Mantels van goudlaken
Na het zilverwerk beschrijft Joachim Kymp nog veel andere kostbaarheden, waaronder tientallen rijk versierde kazuifels, mantels en andere misgewaden van de parochiegeestelijken. Drie mantels van goudlaken waren in 1570 geschonken door Anna van Oostenrijk (1549-1580), echtgenote van koning Philips II, die op doorreis naar Spanje Nijmegen had bezocht. Andere waardevolle gewaden waren een geschenk van de Gelderse hertog Karel van Egmond (1467-1538) en van Philippa van Gelre (1465-1547), gehuwd met hertog René II van Lotharingen. De Stevenskerk bezat peperdure altaardoeken, tapijten, kussens, gordijnen en damasten. Meer dan genoeg om een museum mee te vullen.
Het einde van de kerkschat
In het getouwtrek tussen katholiek en protestants Nijmegen raakten al deze kostbaarheden eind 16e eeuw op drift. Katholieke geestelijken brachten veel kerkschatten onder in steden waar geloofsgenoten de dienst uitmaakten, zoals Kranenburg, Xanten, Emmerich en Den Bosch. Andere kerkschatten werden verstopt in huizen van vertrouwde katholieke Nijmegenaren, zoals bakker Stuvenborch in de Hezelstraat en uitdraagster ‘Geertien’ in de Vijfringengas.
Uiteindelijk viel een groot deel van de kerkschat in handen van het protestantse stadsbestuur van Nijmegen. Dat maakte in 1592 tientallen kilo’s kerkzilver te gelde in Holland, waar het werd omgesmolten.
Herstel van de Stevenstoren
De opbrengst werd gebruikt voor het herstel van de toren van de Stevenskerk. De toren had bij de belegering door stadhouder Maurits in 1591 forse schade opgelopen. Een gevelsteen in de toren herinnert ons aan het jaar (1593) waarin het herstel werd voltooid. Indirect verwijst deze gevelsteen ook naar de rijke middeleeuwse kerkschat van de Stevenskerk, waar voor zover bekend niets meer van over is.
De liefhebber kan het volledige artikel ‘Verloren glans’ in onze Digitale Studiezaal lezen. Kijk hier voor alle blogs van het RAN.