Zoals eerder gemeld maakt het Regionaal Archief momenteel het gemeentelijk secretariearchief 1810-1946 beter toegankelijk voor het publiek. Dit archief bevat de nodige stukken over collectes en andersoortige geldinzamelingen voor de meest uiteenlopende doelen. Dat zijn mooie bronnen, onder meer omdat ze een indruk geven van het enthousiasme bij de Nijmegenaren voor die doelen. Neem nu de geldinzameling voor een huldeblijk voor luitenant-generaal Karel van der Heijden, gouverneur van Atjeh, in 1880-1881.

Inzameling via landelijke commissie

In april 1880 ontving burgemeester Bijleveld een circulaire van een landelijke commissie die Van der Heijden een ‘stoffelijke blijk van nationale erkentelijkheid’ wilde aanbieden omdat hij Atjeh onder Nederlands gezag had gebracht. Daar was geld voor nodig. De commissie riep de burgemeester op om in Nijmegen sympathie voor het beoogde doel op te wekken en een plaatselijke commissie te vormen die geld moest inzamelen. De secretaris van de landelijke commissie krabbelde in de kantlijn van de circulaire dat de gepensioneerde luitenant-generaal Willem Karel Jan baron van Dedem, woonachtig in de Broerstraat in Nijmegen, al had aangegeven dat hij de zaak een warm hart toedroeg.

Karel van der Heijden (Batavia 1826 - Arnhem 1900)

Van der Heijden maakte vanaf 1841 carrière in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Hij was ‘offensief ingesteld’, een houwdegen, en nam deel aan gevechten op onder meer Bali, Sumatra en Borneo. Tijdens een van die gevechten verloor hij een oog. In 1877 werd ‘Generaal Eenoog’ militair en civiel gouverneur van Atjeh, dat zich hevig verzette tegen de Nederlanders. Zijn opdracht was om de Atjehers een ‘voorbeeldlooze tuchtiging’ te geven vanwege hun taaie verzet. En dat deed hij, met grote verwoestingen en zware verliezen aan beide zijden tot gevolg. Het verzet van de Atjehers luwde – tijdelijk, naar later bleek - en in januari 1880 werd Van der Heijden bevorderd tot luitenant-generaal.

Bij de Atjehers was Van der Heijden ongetwijfeld gehaat. In Nederland was hij omstreden. De landelijke commissie voor het huldeblijk zag in hem een held die ‘met verachting van gevaar en ligchaamssmart’ koning en vaderland diende. Anderen waren minder lovend. Bijvoorbeeld generaal Jan van Swieten, eerder als militair opperbevelhebber belast met de Atjehoorlog en een tegenstander van de harde aanpak. Volgens hem had Van der Heijden 400 tot 500 kampongs laten platbranden en alle vruchtbomen en gewassen op de velden laten vernielen. Zijn optreden zou 30.000 Atjehers het leven hebben gekost.

Tien gulden vanuit Nijmegen

Nijmegen liep niet warm voor de gouverneur van Atjeh, zo merkte burgemeester Bijleveld al snel. Het lukte hem niet om een plaatselijke commissie te vormen voor de geldinzameling voor het huldeblijk. De Nijmeegse oud-officieren die hij in april 1880 hiervoor benaderde, bedankten allen voor de eer. Zelfs baron van Dedem, die zich tegenover de landelijke commissie nog enthousiast had getoond, gaf niet thuis vanwege een verhuizing ‘waarbij mijne tegenwoordigheid dringend noodzakelijk is’. Na overleg met de burgemeester was hij wel bereid om tien gulden bij te dragen aan het nationale huldeblijk. En dat was meteen ook de enige bijdrage uit Nijmegen aan de inzameling, die in totaal enkele tienduizenden guldens opbracht.

Tijdens een feestelijke bijeenkomst in hotel Des Indes in Den Haag in juli 1881 bood de landelijke commissie ‘de held van Atjeh’ drie geschenken aan: een ‘prachtalbum’ met een ronkende inscriptie, de hier afgebeelde medaille met zijn beeltenis, en 27.000 gulden ‘ter veraangenaming’ van zijn verdere levensdagen. Onder meer Rotterdam, Dordrecht en Arnhem eerden Van der Heijden met een straatnaam; Nijmegen deed dat niet. In 1937 dook zijn naam nog een keer op in onze stad. In dat jaar werd de vereniging die de deelname van de wandelclubs van de Amsterdamse NSB aan de Nijmeegse Vierdaagse organiseerde, naar hem vernoemd: Algemeene Vierdaagse Vereeniging 'Generaal Karel van der Heijden'.

Lees hier alle blogs van het Regionaal Archief Nijmegen.